Er is de laatste maanden veel te doen rondom zogenaamde “slapende” dienstverbanden. Wat zijn dat eigenlijk? Als een werknemer langer dan twee jaar ziek is, houdt de verplichting van de werkgever om het loon door te betalen (in beginsel) op. Wanneer een werkgever er in een dergelijke situatie voor kiest de arbeidsovereenkomst niet te beëindigen (door opzegging via het UWV of door met wederzijds goedvinden met de werknemer het einde van het dienstverband af te spreken), spreken wij van een slapend dienstverband. De werknemer werkt immers niet meer en ontvangt geen loon, maar formeel bestaat het dienstverband nog steeds.
Sinds de invoering van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) in 2015 kiezen veel werkgevers ervoor een dienstverband slapend te houden. Werkgevers doen dit omdat zij sinds de invoering van de WWZ een transitievergoeding moeten betalen aan een werknemer die meer dan twee jaar ziek is en van wie de arbeidsovereenkomst door of op initiatief van de werkgever wordt beëindigd. Voor de invoering van de WWZ was dit niet het geval en kon een werkgever “gratis” van een twee jaar zieke werknemer afkomen.
Transitievergoeding
Deze, sinds de invoering van de WWZ ontstane, praktijk werd door werknemers over het algemeen als ongewenst ervaren. De werknemer met een slapend dienstverband heeft namelijk geen duidelijkheid over zijn situatie en ontvangt niet de transitievergoeding waar hij wellicht recht op meent te hebben. Daarom hebben sommige van deze werknemers in de begindagen van de WWZ zelf het initiatief genomen door de rechter te vragen de arbeidsovereenkomst te ontbinden. In een dergelijk geval heeft de werknemer geen recht op een transitievergoeding, tenzij hij of zij de rechter weet te overtuigen dat de werkgever het zo bont maakt dat er sprake is van zogenaamd “ernstig verwijtbaar handelen”. De werknemers in deze zaken stelden dat het slapend houden van het dienstverband ernstig verwijtbaar was. Helaas voor de werknemers viel het oordeel telkens in hun nadeel uit. Vaste lijn in de rechtspraak was dat het niet netjes was van de werkgever om het dienstverband slapend te houden, maar het ook weer niet zo erg was dat gesproken kon worden van “ernstig verwijtbaar handelen”.
Wet Compensatie Transitievergoeding
De laatste maanden lijkt deze lijn in de rechtspraak – misschien – te worden doorbroken. Dit komt omdat de wetgever gereageerd heeft op de volgens hem onwenselijke situatie van de slapende dienstverbanden door de Wet Compensatie Transitievergoeding in te voeren. Op grond van deze wet kan een werkgever – simpel gezegd – de transitievergoeding die hij aan een langer dan twee jaar zieke werknemer heeft betaald terugkrijgen van het UWV. Deze regeling gaat in op 1 april 2020.
Met deze nieuwe wet in het achterhoofd heeft een aantal werknemers nogmaals geprobeerd via de rechter een transitievergoeding te krijgen. De gedachte daarachter is natuurlijk niet zo gek. Immers, voorheen was er een duidelijke financiële reden voor een werkgever om het dienstverband slapend te houden, maar door de Wet Compensatie Transitievergoeding lijkt dit financiële motief (grotendeels) verdwenen.
Intussen heeft de Rechtbank Den Haag in een kort geding-vonnis van 28 maart 2019 de werkgever bevolen een slapend dienstverband op te zeggen (en dus een transitievergoeding aan de werknemer te betalen). De rechter achtte de werkgever daar op grond van de norm van goed werkgeverschap toe verplicht. Ook het Scheidsgerecht Gezondheidszorg heeft in een arbitraal vonnis van 28 december 2018 een soortgelijk oordeel geveld. Opvallend was dat in deze uitspraken het belang van de werknemer om een transitievergoeding te krijgen, zwaarder woog dan het uitgangspunt dat een werkgever zelf mag weten of hij een dienstverband wel of niet opzegt.
Verdeeld
Het valt echter op dat de rechtspraak sterk verdeeld is. Zo heeft de Rechtbank Limburg in een vonnis van 4 april 2019 bepaald dat de werkgever in soortgelijke gevallen juist niet verplicht was het dienstverband op te zeggen. Ook hebben de rechtbanken Overijssel en Limburg recent nog in uitspraken van 21 maart 2019 en 3 april 2019 de verzoeken van werknemers tot ontbinding en toekenning van een transitievergoeding afgewezen omdat de werkgever – ook sinds de Wet Compensatie Transitievergoeding – volgens deze rechtbanken niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door een slapend dienstverband in stand te laten.
Wat is nu juist? Heeft een twee jaar zieke werknemer nu sowieso recht op een transitievergoeding of mag een werkgever zelf weten of hij de arbeidsovereenkomst met zijn werknemer beëindigt? Er is gelukkig goede hoop dat er binnen afzienbare termijn duidelijkheid komt. De Rechtbank Limburg heeft in haar vonnis van 10 april 2019 namelijk zogenaamde prejudiciële vragen over dit onderwerp gesteld aan de Hoge Raad. De vraag die aan de Hoge Raad is gesteld, is of een werkgever op grond van de norm van goed werkgeverschap verplicht is om op verzoek van een twee jaar zieke werknemer de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen en de werknemer in dat kader een transitievergoeding te betalen. Wat het antwoord van de Hoge Raad op deze vraag ook moge zijn, mijn verwachting is dat de Hoge Raad in ieder geval duidelijkheid zal scheppen in deze nu nog onduidelijke materie.