Hoe ver gaat de mededelings- en onderzoeksplicht bij de (ver)koop van aandelen? Deze vraag werd afgelopen zomer door de Rechtbank Midden-Nederland beantwoord. Twee aandeelhouders en tevens bestuurders verkopen hun aandelen en vervolgens gaat de vennootschap snel failliet. De curator stelt de voormalige aandeelhouders vervolgens aansprakelijk voor het tekort in het faillissement. Hebben de voormalige aandeelhouders wel voldoende onderzocht wie de koper van de aandelen daadwerkelijk was en wat hij wilde gaan doen met de aandelen van de vennootschap?
Algemeen kader mededelings- en onderzoeksplicht
Wat houdt de mededelings- en onderzoeksplicht in algemene zin eigenlijk in? Indien er tussen een verkoper en koper een overdracht van een bepaald goed plaatsvindt, dan spelen de mededelingsplicht en de onderzoeksplicht een rol voordat de overdracht heeft plaatsgevonden. Bij een koopovereenkomst moet het voorwerp van de koop (datgene wat wordt gekocht) de eigenschappen bezitten die de koper op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. De koper heeft in dat kader wel een onderzoeksplicht. Hij mag alleen de eigenschappen verwachten waar hij niet over twijfelde of hoefde te twijfelen. Indien er wel twijfels zijn over bepaalde eigenschappen, dan dient de koper in het kader van zijn onderzoeksplicht daar vragen over te stellen aan de verkoper of extra onderzoek te doen naar de staat van het gekochte goed. De verkoper heeft juist een mededelingsplicht en dient daardoor mededelingen te doen over eventuele gebreken aan het gekochte goed. Hierdoor wordt de koper in staat gesteld om een juiste afweging te maken of hij overgaat tot de koop van het goed of niet. Overigens volgt uit de jurisprudentie dat de mededelingsplicht over het algemeen zwaarder weegt dan de onderzoeksplicht.
Verkoop van aandelen
Een soortgelijke mededelings- en onderzoeksplicht is ook van belang bij het (ver)kopen van aandelen van een vennootschap. Bij de koop van aandelen, bijvoorbeeld in het kader van een bedrijfsovername, dient de koper een aantal belangrijke zaken te onderzoeken. Het is bijvoorbeeld voor de koper van belang om te onderzoeken of de (financiële) administratie in orde is en het personeel goed functioneert. Echter (en dat is minder bekend), ook de verkoper van de aandelen heeft een onderzoeksplicht bij de verkoop van aandelen. Hij dient namelijk te onderzoeken of de verkoop van de aandelen wel in het belang van de vennootschap is. Dat doet hij onder andere door onderzoek te verrichten naar ‘de persoon van de koper’. Het kan in de praktijk voorkomen dat het faillissement van de vennootschap wordt uitgesproken kort nadat de aandelen zijn verkocht. De voormalig aandeelhouder, de verkoper, kan in dat geval onder bepaalde omstandigheden toch aansprakelijk worden gesteld voor het tekort in het faillissement. Bijvoorbeeld wanneer hij zijn onderzoeksplicht in zijn geheel niet is nagekomen.
De praktijk
In de betreffende zaak van de Rechtbank Midden-Nederland werd ingegaan op de vraag wat de rol van de mededelings- en onderzoeksplicht is indien na de verkoop van de aandelen de vennootschap vrij snel failliet gaat. In deze zaak bedroeg het tekort na faillissement € 87.000,--. De curator van de vennootschap stelde vervolgens tegen de voormalige aandeelhouders (tevens bestuurders) een procedure in op basis van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Ook voerde de curator aan dat de voormalige aandeelhouders/bestuurders ten aanzien van de verkoop van aandelen onzorgvuldig hadden gehandeld. De verkopers van de aandelen zouden de ‘achtergrond en persoon van de koper’ onvoldoende hebben onderzocht, waardoor het risico op een faillissement groter zou zijn geworden. Hierdoor zouden de voormalige aandeelhouders en bestuurders aansprakelijk zijn voor het tekort in faillissement. Hoewel dat niet met zoveel woorden wordt gezegd, lijkt het erop dat de curator vermoedde dat hier sprake was van een soort “katvanger”.
De voormalige aandeelhouders stelden zich echter op het standpunt dat de koper een bekende was van vroeger en dat zij door middel van een internetonderzoek niets negatiefs over de koper waren tegengekomen. Ook zou de koper hebben aangegeven dat hij wilde ondernemen. De aandeelhouders verwezen naar eerdere jurisprudentie waaruit is gebleken dat eenvoudig onderzoek naar de aspirant-koper van aandelen voldoende is. Gelet op deze omstandigheden, hoefde de bereidheid van de koper om de onderneming te kopen geen argwaan te wekken bij de voormalige aandeelhouders/bestuurders. Hierdoor zou geen sprake zijn van roekeloos of onzorgvuldig handelen door de voormalige aandeelhouders waardoor zij ook niet aansprakelijk zouden zijn voor het tekort in het faillissement.
Oordeel rechter
De rechter gaat mee in het verweer van de voormalige aandeelhouders en wijst alle vorderingen van de curator af. De rechter oordeelt dat niet vast is komen te staan dat de voormalige aandeelhouders aansprakelijk zijn voor het tekort in het faillissement. Een dergelijk eenvoudig ‘internetonderzoek’ was in de gegeven omstandigheden voor de voormalige aandeelhouders voldoende om aan de onderzoeksplicht te voldoen.
Zodoende blijkt uit deze uitspraak dat summier onderzoek naar de aspirant-koper van aandelen voldoende is. Verkopers van aandelen moeten in ieder geval een (beperkt) internetonderzoek uitvoeren om ervoor te zorgen dat aan de onderzoeksplicht wordt voldaan.
Heeft u een vraag over uw mededelings- en/of onderzoeksplicht bij de (ver)koop van aandelen of bij een andersoortige verkoop? Neem dan contact met ons op. Wij zijn u graag van dienst.